The effectiveness
of this kind of propaganda demonstrates one of the chief characteristics of
modern masses. They do not believe in anything visible, in the reality of their
own experience; they do not trust their eyes and ears but only their
imaginations, wich may be caught by anything that is at once universal and
consistent in it self.
Arendt, Hannah. The origins of totalitarianism. Londen:
Harvest Book, 1979, p. 351
Aangehaald citaat roept bij mij veel vragen op.
Ik wil meegaan in de gedachtegang dat de hedendaagse
massa's niet meer geloven in iets zichtbaar, waarom zouden ze inderdaad? Nu we
tegenwoordig microscopisch klein of telescopisch groot kunnen kijken naar de
werkelijkheid merken we dat er altijd wel iets anders om de hoek ligt. De
gedacht haakt m.i. ook in op wat Nietzsche al aankondigde en het Europees
Nihilisme heeft genoemd.
Het antwoord van Arendt fascineert me, ze geloven wel nog
in hun verbeelding, omdat die universeel en consistent is. Alludeert Arendt
hierop een gedeeld collectief onbewuste? En zoja door wat wordt dat dan gevoed?
Beelden, kunst, mythen?
Het is vreemd dat ze de fantasieën universeel en consistent
noemt, dat ze consistent zijn en op zich zelf staan is begrijpelijk maar dat ze
ook nog eens universeel vind ik misschien een stap te ver. Dan worden het voor
mij wel heel vage fantasieën of referenties.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.