“How was it possible that rational thought, which for many centuries had stood its test and which, in the classical theories of the state, in Plato’s Republic and Aristotle’s Politics, seemed to have won the full ascendendy over mythical thought, was suddenly defeated?” (Cassirer, The Myth of the State, 173)
Cassirer stelt hier de fundamentele vraag met betrekking tot
het nationaalsocialisme in Duitsland in een poging de catastrofes en waanzin
van het nazisme te verklaren. Maar zijn vraagstelling zelf is verre van
neutraal. Stelt Cassirer wel de juiste vraag?
Ten eerste houdt de vraag een impliciete veroordeling van de
mythe in. Door te vragen hoe het mogelijk was dat de ratio plotseling verdween
uit de politiek, stelt Cassirer immers de mythe verantwoordelijk voor de
opkomst van het Derde Rijk. Deze visie is niet ongekleurd. Want wat lag
aan de basis van het nazisme: de mythe of de ratio? In De Dialectiek van de Verlichting stellen Horkheimer en Adorno de ontspoorde ratio verantwoordelijk voor de catastrofes van de
twintigste eeuw. Niet de mythos, maar de logos is de totalitaire kracht die
fascistische systemen in het leven roept. In deze visie is de totalitaire staat
in de eerste plaats een product van de ratio en haar procedures, niet van de
mythe.
Ten tweede gaat Cassirer er van uit dat de mythe iets is dat
in de twintigste eeuw plotseling weer de kop opsteekt in het politieke denken.
Zijn vraagstelling impliceert de these dat het rationele denken eeuwenlang de
mythe onderdrukt heeft. De mythe is voor Cassirer de slapende draak die verborgen lag in de donkere krochten onder de berg en plotseling
wakker wordt om de stad in het dal te vernietigen. “In quiet and peaceful
times, in periods of relative stability and security, it seems to be easy to
chack and counterbalance the hidden mythical motives. But they are not really
defeated and subdued. Every crisis in our social lives may lead to a sudden rebellion.” (180)
Maar we kunnen ons afvragen of de mythe niet altijd al aanwezig was en
bleef in de politiek; sterker nog, of het niet steeds de mythe is die de
fundamenten voor een politiek system legt. De Egyptische farao’s namen de rol
aan van de mythische god, de Romeinse keizers fundeerden hun macht in de
mythische afstamming van de Trojanen en Romulus en Remus, in de middeleeuwse
maatschappij ontleende de vorst zijn soevereniteit zowel aan de religie (een
mythologisch element) als aan zijn afstamming van een mythisch koningsgeslacht
(de Karolingers of de Trojanen), verhalen over zijn heldendaden en het in stand
houden van mythische elementen in de vorm van rituelen, kleuren, klederdracht,
wapenschilden en een enorm geraffineerde, religieuze en historisch geïnspireerde symboliek. Het middeleeuwse en vroegmoderne vorstenleven was
door en door doordrongen van mythische elementen. Maar ook de revolutionairen
van de Franse revolutie hadden hun eigen mythes en symbolen, Napoleon na hen
deed beroep op de mythe van het keizerrijk; liberalen en socialisten, allen
ontlenen ze hun identiteit en bestaansrecht aan een mythische oorsprong. De
mythe voorstellen als een nieuw element in de politiek is de geschiedenis
straal negeren. In tegenstelling
tot de enorm gelaagde mythische werkelijkheid van de middeleeuwen, die zich
zowel in religie, politiek als cultuur manifesteerde, is de procedure
rationaliteit van het fascisme erg hol. Ongetwijfeld is ze opgevuld met mythische
elementen, maar zonder een sterk fundament. De vraag is of de mythe in de 20ste eeuw manifester is geworden of net afgenomen is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.