“…… anxiety must again and again be rationalized into fear, both in the
history of mankind and in that of the individual. This occurs primarily, not
through experience and knowledge, but rather through devices like that of the
substitution of the familiar for the unfamiliar, of explanations for the
inexplicable, of names for the unnamable. Something is ‘put forward,"
so as to make what is not present into an object of averting, conjuring
up, mollifying, or power-depleting action. By means of names, the identity of
such factors is demonstrated and made approachable, and an equivalent of
dealings with them is generated. What has become identifiable by means of a name is
raised out of its unfamiliarity by means of metaphor and is made accessible, in
terms of its significance,
by telling stories. Panic and paralysis, as the two extremes of anxiety
behavior, are dissolved by the appearance of calculable magnitudes to deal with
and regulated ways of dealing with them, even if the results of the magical and
ritual quid pro quo now and then make a mockery of the intention of gaining the
favor of the powers on behalf of man.” [1]
Blumenberg
stelt hier dat shock en paniek de normale menselijke reacties zijn op
bedreigende omstandigheden. Overweldigende en zodanig bedreigende omstandigheden
veroorzaken een verlammende angst wanneer de mens bij zichzelf niet de nodige
capaciteiten ziet om hiermee om te gaan. Deze onbestemde en onhandelbare angst die
hij daarbij ervaart moet afgebouwd worden en handelbaar gemaakt. Dit is
mogelijk door het rationaliseren van het gevaar. Dit kan door het gevaar
specifiek te maken, hierdoor wordt het gevaar immers aanspreekbaar. De
mogelijkheid om deze angst te verwerken ligt dan in het vervangen van het
niet-vertrouwde door iets vertrouwds. Dit gebeurt door gebruik te maken van
iets dat we kennen uit een andere context. Dit kan door een analogie te maken
met andere gevaren of door metaforisch gebruik van woorden. Hierdoor wordt een
afstand gecreëerd tussen mens en gevaar. Het inschrijven van de dreiging in een
metafoor, een verhaal, een mythe heeft tot gevolg dat de angst omslaat in
vrees. Het creëren van een dergelijk mythische verhaal is functioneel niet
verschillend van wat kennis of ervaring doen met zo’n bedreigende gebeurtenis. De
mythe creëert immers evenzeer als de kennis een afstand tussen het individu en
de bedreigende omgeving. De functionele werking van beide is vergelijkbaar, de
mythos en de logos komen hier bij elkaar om deze angst te overwinnen. De mythe
heeft een essentiële functie voor de mens wanneer hij tracht om te gaan met
levensbedreigende omstandigheden. Zolang de wetenschap geen verklaring gegeven
heeft en voor die vragen waar de wetenschap nooit antwoord op zal kunnen geven
helpt de mythe de mens om te overleven. De mens interageert dan met deze wereld
op een indirecte en metaforische wijze. Dit helpt hem met het leven om te gaan.
[1] Blumenberg, Hans. Work on Myth. Translated by Robert M.
Wallace. Cambridge, MA: MIT Press, 1985, p. 5-6
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.