zondag 25 februari 2018

Blumenberg en de mythe van het verloren paradijs



"that creature had, in any case, left the protection of a more hidden form of life, and an adapted one, to expose itself to the risks of the widened horizon of its perception, which were also those of its perceivability." (4) 

Hans Blumenberg vertelt in het begin van zijn Arbeit am Mythos een verhaal om de oorsprong van de mythe te verklaren: de voorouders van de mens ruilden de beschutting van het regenwoud in voor de savanne, waar ze plotseling blootgesteld waren aan de gevaren en angsten van zien en gezien worden. De hele horizon werd een bron van dreigende, onbestemde angst. De mythe, aldus Blumenberg, was een vangnet voor die angst: een manier om richting te geven aan de paniek en de angst om te buigen in vrees voor concrete zaken (alles beter dan de dreiging van de leegte van de horizon). 

Blumenbergs verhaal is opmerkelijk om twee redenen. Ten eerste situeert Blumenberg de oorsprong van de mythe op hetzelfde moment als het ontstaan van de mens. De mens en de mythe zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, de mens is een mythisch wezen. Ten tweede doet Blumenberg zelf beroep op mythische elementen om dit verhaal te vertellen. De parallellen met de Bijbelse Genesis, zoals de verdrijving uit het paradijs, zijn duidelijk aanwezig. Blumenberg begint zijn theorie over het ontstaan van de mythe dus zelf met een mythe. In Blumenbergs theorie over de mythe laat hij de mythe als het ware opnieuw geboren worden.

Is Blumenbergs verhaal geloofwaardig? Wanneer we het opvatten als een theorie, zijn er heel wat argumenten tegenin te brengen. De wetenschappelijke waarde van Blumenbergs verhaal over het ontstaan van de mythe is in ieder geval niet bewezen. Zijn waarheidsclaim houdt, vanuit wetenschappelijk oogpunt, waarschijnlijk niet lang stand. Maar Blumenbergs verhaal wordt pas waardevol wanneer we het niet bekijken vanuit het oogpunt van de theorie, maar vanuit de mythe zelf. Het gaat er niet om of het verhaal feitelijk waar is, maar wel om de betekenissen die dit verhaal uitdrukt. Want net door de vorm van de mythe te kiezen om zijn punt duidelijk te maken doet Blumenberg iets opmerkelijks: hij geeft de mythe niet alleen opnieuw een plaats binnen de filosofie, hij lijkt ook een ontsnappingspoging te wagen uit de valstrik waar de meeste theorieën over de mythe intrappen en die moeilijk te vermijden lijkt. Want theorie en mythe bedienen zich van een wezenlijk andere vorm.


Sorel en de mythe van de martelaar





"Comparing Giordano Bruno, who ‘allowed himself to be burnt at the Champ-de-Flore’, with Galileo, who submitted to the Holy See, Renan sides with the second because, according to him, the scientist did not bring anything to support his discoveries beyond good arguments; he considered that the Italian philosopher wished to supplement his inadequate proofs by his sacrifice (…) Renan here confuses conviction, which must have been very powerful in Bruno’s case, with that particular kind of certitude associated with accepted theories of science” (23)

In 1600 veroordeelt de Inquisitie de Napolitaanse wetenschapper en filosoof Giordano Bruno tot de brandstapel omwille van zijn ideeën. Bruno’s veroordeling door de Inquisitie wordt vaak gezien als een symbool voor de veroordeling van de vrije wetenschap door de dogmatische kerkelijke autoriteiten. Bruno was immers astronoom en wetenschapper: hij verkondigde moderne theorieën als de oneindigheid van het heelal en een copernicaans wereldbeeld. Dat de Katholieke Kerk de wetenschap te vuur en te zwaard bestrijdde, is echter een misverstand. Zelfs een snelle blik op Wikipedia leert ons dat deze zienswijze op zichzelf een mythe is, waarin Bruno tot martelaar van de wetenschap werd uitgeroepen. De Katholieke Kerk gaf relatief weinig om de visie op het heelal. Sommige vooraanstaande geestelijken waren zelf wetenschappers, zonder daarvoor op de brandstapel te belanden. Bruno, een uitgetreden domincaan en bekeerde protestant, was zelf door en door religieus. Hij hield er gewoon andere religieuze overtuigingen op na dan de katholieken of protestanten. Zijn leven (dominicaan, calvinist, astronoom, lutheraan en hoogleraar in verschillende landen ) leest als een lange zoektocht naar spiritualiteit, zingeving en een goddelijke aanwezigheid, eerder dan als het relaas van een wetenschappelijke zoektocht naar zekerheid. Het zijn Bruno’s religieuze opvattingen die hem uiteindelijk in Rome op de brandstapel doen belanden. Bruno stierf niet voor de wetenschap, maar voor zijn ideeën over god en religie. Ideeën die misschien minder dogmatisch zijn dan de strikte leerstellingen van de Katholieke Kerk. Maar Bruno is dogmatisch genoeg om zijn religieuze visie niet te willen herroepen en zijn eigen leven te sparen. Een martelaar minder voor de wetenschap – al zal de mythe ook hier misschien wel langer blijven doorleven dan de historische feiten.

Sorel had gelijk erop te wijzen dat Renan weinig begrepen heeft van Bruno’s drijfveren. De filosoof die koppig de amestie weigert en voet bij stuk houdt, doet dat immers niet uit rationele overwegingen. Het gaat hier om iets heel anders: een diepe overtuiging dat zijn religieuze opvattingen waar zijn. En dat er met die overtuiging iets op het spel staat, is duidelijk – zo veel dat men er zijn leven woor wil geven. Sorel duidt deze overtuiging aan als de mythe. Een mythische overtuiging verschilt van een wetenschappelijke zekerheid: niet omdat de ene meer waarheid bevat dan de andere (voor degene die in de mythe gelooft zijn ze immers even waar) maar omdat de mythe deel uitmaakt van de mens en de mens van de mythe, terwijl de wetenschap ons niet rechtstreeks aangaat (behalve voor hen die van de wetenschap hun mythe hebben gemaakt). De mythe is verbonden met identiteit. Ze is essentieel voor de betekenis van ons bestaan. Bruno sterft liever dan de mythe te loochenen en verder te leven in een wereld ontdaan van betekenis, referentiekader en identiteit.

Propaganda is geen mythe


“Totalitarian movements use socialism and racism by emptying them of their utilitarian content, the interests of a class nation. The form of infallible prediction in which these concepts were presented has become more important than their content. The chief qualification of mass leader has become unending infallibility; he can never admit an error. () Mass leaders in power have one concern which overrules all utilitarian considerations: to make their predictions come true. () The propaganda effect of infallibility, the striking success of posing as a mere interpreting agent of predictable forces, has encouraged in totalitarian dictator the habit of announcing their political intentions in the form of prophecy.” 

Hannah Arendt, The Origins of Totalitarianism. New edition with added prefaces. New York; London: Harvest Book, 1979,  348-349



   

Deze passage illustreert dat Hanna Arendt niet enkel het begrip van Mythe bewust niet gebruikt maar dat het begrip van ‘propaganda’ hier ook geen synoniem is. Arendt lijkt zich ver te willen houden van de niet-rationele inhoud van de mythes. Propaganda beroept zich in Arendts analyse op de vorm van het wetenschappelijk argument (als is dit significant onwaar) dat zich formuleert  als een voorspelling. In tegenstelling tot traditionele benadering dat de mythe nooit kan eindigen, wordt in Arendts analyse de voorspelling van de propaganda (door dictator en terreur) net wel voltrokken. 

Arendt analyseert hier een rationele techniek die het individu eerst ontheemt om het vervolgens te indoctrineren. De psychologische aantrekkingskracht van iets als de nationaal socialistische mythe van  een ‘Gesamtkunstwerk’ zoals o.a.  Lacoue-Labarthe analyseert in Lini Riefenstahls documentaire ‘Triumph des Willens‘  blijft hier buiten beschouwing.

We zouden Blumenbergs kritiek op Arendts ‘Eichamn in Israël’ ook in die zin kunnen interpreteren. Arendt heeft niet de Mythologische dimensie van het proces Eichman voor het funderen van de Israëlische staat gemist, ze laat dit gewoon buiten beschouwing.

Ethiek en retoriek




“But the Greeks themselves contrasted persuasion to subjugation by force: In the dealings of Greeks with Greeks, Isocrates says, the appropriate means is persuasion, whereas in dealings with barbarians it is the use of force. This difference is understood as one of language and education, because persuasion presupposes that one shares a horizon, allusions to prototypical material, and the orientation provided by metaphors and similes.”

Hans Blumenberg, Work on Myth. Translated by Robert M. Wallace. Cambridge, MA: MIT Press, 1985, 435-436.


In deze radicale passage citeert Blumenberg Isocrates zonder dat die op deze plaats in de tekst wordt genuanceerd. Enerzijds wordt het belang van educatie en toegang tot gelijke culturele waarden als noodzakelijke voorwaarde gesteld om in discussie te kunnen treden, om elkaar binnen de retoriek te kunnen verstaan. Tegelijk wordt gepostuleerd dat tegen zij die deze gemeenschappelijke achtergrond niet delen enkel ‘geweld’ het beste middel is. Angus Nicholls wees er in zijn lezing van 15 februari al op dat Blumenberg het aspect van educatie onderbelicht laat. Isocrates zal onder het begrip van polis de vrije en wel opgeleide mannen verstaan hebben.  Ons huidig omschrijving van een gemeenschap wil alle bevolkingslagen begrijpen. De kracht van de retoriek in de politieke mythe toont zo ook haar ethische zwakte. Of probeerde Socrates dat al niet duidelijk te maken?

Hoe minder legitimiteit, hoe meer retoriek.

"The deeper the crisis of legitimacy reaches, the more pronounced the recourse to rhetorical metaphor becomes - it is not inertia that makes tradition but rather the difficulty to livng up to one's designation as the subject of history. So one contents oneself more easily with participating in the role of the subject of history: one is not the subject, but one is part of it.
Blumenberg, Hans. An Anthropological Approach to Rhetoric. p.453.


Dit beeld is m.i. de perfecte illustratie van wat het citaat van Blumenberg wil zeggen: hoe miner legitimiteit, hoe meer retoriek.

De mythe van het zelfverklaarde kalifaat

"The political myths acted in the same way as a serpent that tries to paralize its victims before attacking them. Men fell victims to them without any serious resistance. They were vanquished and subdued before they had realized what actually happened". 
Cassirer, Ernst. The Myth of the State. p. 281.

De politieke elites zijn zich zeer goed bewust van de verblindende en verlammende kracht van de politieke mythe. De epistemologisch arme massa biedt nauwelijks enige weerstand tegen een narratief dat door de politieke elites geproduceerd, verpakt en geleverd wordt om de eigen machtstructuren te legitimeren en de hegemonieën te bevestigen. De massa is weerloos tegen de constante indoctrinatie en onderdrukking. Een goed voorbeeld is de politieke mythe van het islamitisch kalifaat of het "kalifaatnarratief".
Door het systematisch en oordeelkundig gebruik van een arsenaal aan propaganda is IS erin geslaagd honderdduizenden te mobiliseren voor de idylle van de ultieme, zuivere en ideale moslimstaat. 
Maar de zelfverklaarde moslimstaat is er nooit gekomen. In de plaats kwam er een totalitair regime dat gebaseerd was op een angstcultuur en waar geweld dagelijks gepredikt, verheerlijkt en toegepast werd. 

DE MYTHE ALS STRATEGIE OM OM TE GAAN MET GEVAAR EN DREIGING DOOR DEZE EEN NAAM TE GEVEN: ONBESTEMDE ANGST WORDT VREES VOOR IETS.....



Theory is the better adapted mode of mastering the episodic tremenda (terrors) of recurring world events. But leisure and dispassion in viewing the world, which theory presupposes, are already results of that milleniums-long work of myth itself, which told of the monstrous as something that is far in the past and has been forced back to the edge.   (Blumenberg, Hans. Work on Myth, 26)…..

This is a unique paradigm of the ‘work on myth’ that may have begun with the ‘apotropaic’ [hindering, averting] accomplishment of naming.  (Blumenberg, Hans. Work on Myth, 15)

Toch even dit vooraf:  Hans Blumenberg is een filosoof die ik tot vandaag nauwelijks kende, maar wat wij er de voorbije week mocht van vernemen en lezen, apprecieer ik erg zowel omwille van zijn heel literaire, haast exuberante, dramatische stijl als om zijn bijzonder lucide stellingen.

De twee vermelde fragmenten vind ik – samen met het extract uit pp3-5 van Work on Myth (WoM)- erg belangrijk omdat zij op heldere en overtuigende manier aangeven hoe de mythe een strategie is om een angst, die van overal dreigend kan opduiken, om te vormen tot een concrete object-gerichte vrees (men benoemt ze, geeft ze een naam). Op die manier overwint de mens weliswaar niet de realiteit, maar weet er mee om te gaan (Bewältigung) (mastering, beheersen blijkt geen goede vertaling): het gevaar wordt niet geëlimineerd maar weggejaagd, afgewend.  Een ander voorbeeld van waar Blumenberg dit zeer fraai aangeeft, is het fragment in WoM uit de biografie van Pericles door Plutarchus,  over de vrees die Pericles ervoer wanneer hij geconfronteerd werd met een zonne-eclips, die nochtans voorspeld was. Magistraal! (WoM,11)