zondag 18 februari 2018

De imaginaire grens tussen mythos en logos

“But the anecdote illustrates still more: The boundary line between myth and logos is imaginary and does not obviate the need to enquire about the logos of the myth in the process of working free of the absolutism of reality. Myth itself is a piece of high-carat ‘work of logos’.” (Blumenberg, Work on Myth, p.11-12)


Deze passage uit Bloomenbergs werk Work on Myth volgt op het voorbeeld dat hij geeft van hoe de mythe werkt. Hij vertelt het verhaal van het verschijnsel van de eclips die een zeeman angst inboezemt. Bloomenberg vergelijkt twee manieren waarop hij deze angst kan kanaliseren. De eerste is die van Thales die via de wetenschap kon voorspellen dat deze eclips ging gebeuren. De tweede is de manier van Pericles die een analogie maakte door een jas voor de ogen van de zeeman te houden. In het verhaal heeft Thales’ manier geen effect op de angst terwijl Pericles’ met zijn analogie de angst van de zeeman weet te af te weren.
                Het blijkt dus dat wetenschap op bepaalde elementen van het menselijke leven geen vat heeft waarbij de mythe wel van belang is. Dit heeft te maken met de functie die de mythe heeft volgens Blumenberg. De mythe zet namelijk de ‘Angst’ die we hebben ten opzichte van iets onzichtbaar om in ‘Furcht’ (vrees) ten opzichte van iets dat we wel kunnen be-grijpen. Op deze manier wordt het bedreigende bevattelijk. Zo is de mythe altijd al een uiting van de logos net omdat die d.m.v. metaforen en analogieën tracht het onbegrijpelijke begrijpelijk te maken.
Nicholls zegt hierover het volgende: “The boundary between mythos and logos is itself a myth.” Mythos en logos zijn vanaf het begin al met elkaar verbonden, het is onzin om ze uit elkaar te halen net omdat uit de werking van mythe de logos blijkt.
                Wat ik me afvroeg  bij het lezen van het voorbeeld bij deze passage was of de wetenschappelijke theorie, zoals Thales die aanbiedt in het voorbeeld, vandaag de dag niet geschikter is om deze angst weg te nemen dan een mythe zoals Pericles die aanbiedt in het voorbeeld. Maar hierop geeft Blumenberg zelf een antwoord verder in de tekst. Blumenberg zegt dat inderdaad de theorie nu beter in staat is onze angst te kanaliseren, maar tegelijk dat deze berust op de werking van mythe net omdat de mythe ons geleerd heeft om die dingen die ons angst inboezemen te kanaliseren en naar de marge te verdrijven.
Blumenberg formuleert het als volgt: “What we find occuring in Thales’ obscure saying is not a zero point of reason’s self-encouragement, but rather the perception of a long-accomplished setting free of the world observer.” (Blumenberg Myth, p.26) Wat kan vandaag dan nog de werking zijn van de mythe als het niet meer is de angst te verdrijven? Enerzijds zoals gezegd is de mythe de grond waarop de theorie zich berust i.v.m. omgaan met angst. Ten tweede vermoed ik dat de blijvende betekenis van de mythe vandaag te maken heeft met de flexibiliteit van de mythe. Hiermee bedoel ik dat de mythe zich aanpast aan de toehoorders, aan de tijd (zoals we gezien hebben met Goethe’s interpretatie van de mythe van Prometheus). Eerder dan verklaringen heeft de mens nood aan zin en betekenis en dit is iets dat in de mythen van vandaag wordt uitgedrukt (bv. de mythe van Brexit als uitdrukking van het afbakenen/zoeken naar identiteit).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.